Ga naar hoofdinhoud

conclusie, aanbeveling en advies

• De box 3 heffing vindt samen met de aangifte van de box 1 plaats. Er wordt geen verzamelinkomen of anderszins meer vermeld op de belastingaanslag. Een voorgenomen correctie door het beleid op de algemene heffingskorting dient binnen de algemene heffingskorting te worden aangebracht en niet via de box 3 heffing. Een verwijzing over het begrip verzamelinkomen zie hierna.

Het uitgangspunt bij de box 3 belasting is dat de berekening en samenstelling van de belastingaanslag voor iedereen duidelijk en helder wordt weergegeven.

• Daarnaast moet het voor andere instanties dan de Belastingdienst niet nodig zijn belastinggegevens te raadplegen. De privacy van de inkomensgegevens van de burgers moet gerespecteerd blijven en wettelijk beschermd worden.

• Als er voor bepaalde doeleinden (bijvoorbeeld de vaststelling van de eigen bijdrage als iemand in een zorginstelling wordt opgenomen), kan volstaan worden met alleen de inkomensgegevens op te vragen en daarmee de eigen bijdrage vast te stellen. Zie voor een nadere uitleg en voorbeeld bij het thema Zorg onder de bijlage ‘eigen bijdrage langdurige zorg’.

Ook hier is de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 van toepassing voor het belasten van het eigen vermogen en/of bezit. Tevens kan er met actuele gegevens worden gewerkt en niet met gegevens van twee jaar terug. Maar vooral de privacy van de burger moet gewaarborgd kunnen zijn en blijven.

• Het is ook niet nodig en niet gewenst om bijvoorbeeld bij de Wmo bijdragen bij voortduring iemands belastinggegevens in te zien. Dit leidt tot ook tot oneigenlijk gebruik en overschrijding van de regels in de privacy wetgeving AVG en de Wet bescherming persoonsgegevens.

• De belastbaarheid van het eigen vermogen zal in de betrokken wetgeving moeten worden aangepast door uitsluitend en alleen de actuele inkomenstoets als maatgevend informatiemateriaal te nemen en daarop het beleid voor de eigen bijdrage vast te stellen. De vermogenstoets vindt overigens op meerdere onderdelen plaats zoals bijvoorbeeld bij een huurtoeslag aanvraag.

De uiteindelijke bijdrage (getoetst op inkomen) geeft namelijk bij de juiste toepassing hetzelfde resultaat. De overheid komt niets tekort en de betrokkene betaalt het juiste eigen bijdrage bedrag. De bescherming van de inkomens- en vermogensgegevens zijn gewaarborgd.

• Daarnaast is de definitie wat onder vermogen valt bij elk departement van de overheid anders. Bij de eigen bijdrage vaststelling wordt uitsluitend het ’zichtbaar’ vermogen (banktegoeden, effectenrekeningen) betrokken. Zodat bij degenen die beschikken over andere bezittingen (wat feitelijk behoort tot iemands vermogen) in de beoordeling niet wordt meegenomen.

Bij de toetsing van de box 3 gegevens werd voor betrokkene de gegevens gebruikt die vanaf het jaar 2017 te hoog waren vastgesteld door de Rijksoverheid en pas jaren later door de Wet rechtsherstel en de Overbruggingswet door de Belastingdienst konden worden gecorrigeerd. Voor de betrokkenen zal dit een verborgen financieel nadeel hebben opgeleverd.

• Door box 3 te ontdoen van zaken die daar feitelijk niet thuis horen, maar wel in box 1, en een belastingheffing toe te passen die is gebaseerd op een evenwichtig, redelijk (reëel) en doelmatig beleid zijn overheid en burger daar mee gebaat. Deze 3 uitgangspunten vormen bij elke belastingheffing een vaste grondregel.

Voorkomen moet dat de overheid de controle en toetsing van de aangiften niet op een doelmatige wijze kan volbrengen. Waardoor er een te hoge kostenpost voor de invordering van belastingen gaat ontstaan. En de kosten/baten volledig uit het oog worden verloren.

• Het verdient aanbeveling om banken en andere financiële instellingen, (belasting)adviseurs te wijzen op de box 1 heffing als er sprake is van zakelijk handelen (beleggingen) en betaalde diensten (verhuur onroerend goed) die niet in box 3 thuis horen.