Ga naar hoofdinhoud

inleiding

De traditionele huisartspraktijk met de man als huisarts en zijn echtgenote als assistent van de huisarts is bijna verleden tijd.

  • Vrijwel alle vrouwelijke huisartsen (zijn in de meerderheid) kiezen voor een deeltijdbaan. Bij de mannelijke huisartsen is deze trend ook merkbaar.
  • Een groot aantal van de afgestudeerde huisartsen willen geen eigen praktijk.
  • Naast het werk in de praktijk zijn er veel andere dingen die hun aandacht verdienen.
  • De werkdruk is hoog. De taken van de praktijkarts/eigenaar die geen relatie hebben met het vak van een huisarts (indirecte uren) worden niet geambieerd.
  • Huisartsen die bij een naderend pensioen hun praktijk willen overdoen vinden niet gemakkelijk een opvolger. Daar zijn meerdere redenen voor aan te wijzen.

Bij de vrij gevestigde medische specialist heeft de arts geen bemoeienis en zorg voor de instandhouding van een praktijk. Het ziekenhuis neemt de declaraties over.

  • In de praktijk kunnen pas afgestudeerde medisch specialisten niet altijd kiezen voor deelname in een maatschap, of om op de loonlijst van het ziekenhuis te komen.

Er dreigt een patstelling in de eerstelijns zorg te ontstaan.

  • Pas afgestudeerde huisartsen willen graag binnen een praktijk eigen patiënten contact opbouwen. Willen duidelijk geen bemoeienis met algemene zaken. Ze zien op tegen deze rompslomp.
  • Het beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is er op gericht zolang mogelijk thuis zorg te blijven verrichten in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) en vanwege het tekort aan zorgplaatsen.
  • Dit vraagt meer van de huisarts en de verpleegkundige bij de chronische patiënten en de thuis verzorgende patiënten. Niet alleen op het medische vlak.

Aan een vertrouwd beeld bij de patiënten van de ‘eigen’ huisarts en de praktijk is een sterke behoefte. Daar wordt grote waarde aangehecht. Deze verbondenheid is kenmerkend van het huisarts zijn.

  • Als een parttime werkende huisarts met een waarnemer de praktijk gaat runnen komt de vraag of de waarnemer de gelegenheid heeft de volle aandacht aan een patiënt kan geven. De waarnemer wil ook een eigen patiënten contact opbouwen. Door tijdsdruk moet (te snel) door verwezen worden naar een ziekenhuis. Is ook een kostenaspect.
  • Voor chronische patiënten is een doorverwijzing niet altijd de goede oplossing.