Ga naar hoofdinhoud

reorganisatie huisartspraktijken

Fiscale- en personele zaken bij beëindigen van de eigen huisartsenpraktijk. En de opstart naar de nieuwe vorm van de huisartsenpraktijk.

Als de rechtsvorm en de status van de huisartsenpraktijk van zelfstandige onderneming zijn stopt of het samenwerkingsverband verandert, is er sprake van het staken van een onderneming.

  • Dit betekent dat er met de fiscus afgerekend moet worden voor de inkomstenbelasting.
  • Een deel van de stakingswinst is vrijgesteld.
  • Dit bedrag (€ 3.630) kan slechts één keer worden benut.
  • Belast wordt het verschil tussen de werkelijke waarde van de praktijk en de boekwaarde zoals staat vermeld op de laatste balans.
  • Bij de huisarts/eigenaar wordt de opgebouwde oudedagsreserve verrekend als onderdeel van de staking, als daar gebruik van is gemaakt.
  • Door het aangaan van een lijfrente, wordt de bijtelling voor de oudedagsreserve bij de stakingswinst beperkt.
  • Er zijn meerdere vrijstellingen mogelijk. Deze worden hierna weergegeven.

De Stichting huisartspraktijk bestuur(8) wordt aangemerkt als de overkoepelende organisatie (werkgever) van de huisartspraktijken, na de beëindiging van het ondernemerschap van de huisartsen/eigenaars.

  • Een stichting valt formeel onder de Vennootschapsbelasting (Vpb).
  • De stichting is een zorginstelling. In principe wordt er geen vennootschapsbelasting geheven.
  • Tenzij sprake is van ondernemingshandelingen die bijvoorbeeld zowel onder de BTW (omzetbelasting)als de vennootschapsbelasting (Vpb) vallen. Voorbeeld kan zijn het uitlenen van personeel.
  • De Stichting huisartspraktijk wordt ondersteund in de 8 aangewezen gebieden door 2 tijdelijke bestuurscommissies. Belast bij de overgang naar de nieuwe situatie en de personeelsaangelegenheden.
  • Voor de permanente ondersteuning voor de stichting huisartspraktijk zijn er voor de praktijken drie bestuurscommissies per stichting. Voor administratie, personeelszaken en beheerstaken zoals onderhoud, management en ICT.

Extra lijfrentepremie aftrekmogelijkheden bij beëindigen (staken) van een onderneming.

  • Bij een leeftijd van rond de 62 jaar is de maximale aftrek € 480.000.
  • Tussen de leeftijd van ongeveer 52 en 62 jaar wordt de maximale aftrek € 240.000.
  • Deze aftrek is ook mogelijk als de lijfrente direct ingaat voor de ondernemer.
  • In alle andere gevallen kan maximaal van € 120.000 lijfrenteaftrek gebruik worden gemaakt.
  • Een lijfrente kan worden aangegaan bij een verzekeringsmaatschappij of bij een bank. Bij een bank heet het banksparen. Het is een geblokkeerde rekening. Op de vooraf afgesproken data wordt een bedrag ten laste van het ingelegde bedrag uitgekeerd. Hierop vinden dan de loonheffingen plaats.

Een desinvesteringsbijtelling vindt plaats als apparatuur van de hand wordt gedaan waarvoor bij de aanschaf een investeringsaftrek was ontvangen.

  • Als de stichting (formeel) de apparatuur en overige middelen tegen boekwaarde overneemt van de praktijkarts/eigenaar en vervolgens jaarlijks op afschrijft is er geen bijtelling nodig. De administratieve zaken wordt bij het zorgadministratiebureau (Zab) afgehandeld.

Een praktijkpand in eigendom van de huisarts/ondernemer. In grote lijnen wordt de fiscale positie toegelicht.

  • Zoals al eerder aangegeven wordt een praktijkpand in eigendom van de huisarts/ondernemer - en destijds ingebracht in de huisartsenpraktijk - door een erkende taxateur getaxeerd.
  • De huurwaarde wordt eveneens vastgesteld.
  • Als het praktijkpand wordt overgenomen tegen de taxatiewaarde door een woningcorporatie, gemeente of een pensioenfonds is er overdrachtsbelasting verschuldigd.
  • De huisartspraktijk gaat vervolgens het pand als huurder in gebruik nemen. Daarvoor wordt een huurcontract opgemaakt.
  • Als de huisarts/ondernemer het pand in privé van de praktijk overneemt wordt er geen overdrachtsbelasting in rekening gebracht.
  • De eigenaar ontvangt de getaxeerde waarde. Een eventuele hypotheek die op het praktijkgedeelte rust wordt afgelost. Als de eigenaar daarmee instemt kan het pand door de praktijk gehuurd worden. Een huurcontract wordt opgemaakt. De verhuurder heeft te maken met de regels in box 3.
  • In sommige situaties kan de BTW (omzetbelasting)een rol spelen.
  • Het verschil tussen de boekwaarde volgens de eindbalans en de opbrengstwaarde van het praktijkpand valt onder de stakingswinst.

Een andere optie is dat het praktijkpand al gehuurd wordt van de praktijkarts/eigenaar. Of een pand wordt al gehuurd van een externe organisatie.

  • Dan is de vraag of de eigenaar bereid is in de nieuwe situatie de huur voort te zetten.
  • Als dat het geval is veranderd er feitelijk niets,
  • behalve dat er een nieuw huurcontract moet worden opgemaakt.

Zoals hierboven is aangegeven wordt door het stichtingsbestuur ondersteuning naar de nieuwe situatie verleend door een tijdelijke bestuurscommissie, zodat de overdracht naar de nieuwe situatie goed verloopt.

  • Dit geldt uiteraard ook voor alle teamleden van de praktijk.
  • Er worden arbeidscontracten opgemaakt nadat overeenstemming is over het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden, zoals de pensioenregeling.
  • Als in de nieuwe situatie een lager salaris wordt geboden, vindt er een suppletie plaats. Er zijn meerdere bruikbare opties mogelijk.
  • Kan ook het geval zijn voor medewerkers die in een andere organisatie hebben gewerkt en naar een nieuwe werkkring, bijvoorbeeld het zorgadministratiebureau, overstappen.
  • Deze meerkosten van het salaris worden geactiveerd (immateriële investeringen) en vervolgens in 8 jaar afgeschreven.
  • Via de afschrijvingen komen deze lasten als praktijkkosten ( in de administratie van de betreffende praktijk) bij het zorgadministratiebureau in beeld. Bij de opstelling van de begrotingen moet daar rekening mee worden gehouden.
  • De vaste vergoeding voor de praktijkarts voor het extra werk als coördinerend aanspreekpunt zal nog nader moeten worden vastgesteld. Bij meerdere artsen in de praktijk kan dat anders bepaald worden.